Deputaten Kerkorde en Kerkrecht hebben door middel van een brief (3 oktober 2022) hun antwoorden gedeeld op vragen rond de mogelijkheden van classes om kerken te vermanen die vrouwen in de ambten hebben bevestigd. Maar is er nog niet iets meer te zeggen?
Terecht wijzen deputaten erop dat de generale synode met het besluit over vrouw en ambt (2022) een primair besluit hebben genomen. De revisieverzoeken die zijn ingediend, schorten daarom het hele genomen besluit op. Tegelijk blijft dus het besluit van 1998 (dat in 2001 is bevestigd) staan als geldend kerkrecht.
De deputaten wijzen er ook op dat het niet legitiem is om vrouwelijke ambtsdragers te bevestigen. Zij schrijven: “Doen kerken dat toch, dan is er alle reden om die kerken op dat schenden van de gezamenlijke kerkordelijke afspraken aan te spreken, en in die zin te vermanen. Die vermaning is niet afhankelijk van opschortende werking van het besluit van 2019-22.”
Er past echter wel een kanttekening en aanvulling. Deputaten geven aan dat ‘vermaning in tuchtrechtelijke zin’ alleen aan de orde kan zijn, als “een kerkenraad de gemeente leidt op een weg die buiten het Koninkrijk voert.” De (opgeschorte) uitspraak van 2019-2022 geeft inderdaad een nadrukkelijke aanzet in die richting, door het gaan van een eigen weg ‘zonde’ te noemen en ‘op zichzelf genomen censurabel’.
Deputaten sluiten tucht in kerkordelijke zin dus niet uit, maar zeggen tegelijk dat het besluit van 2019-2022 daarvoor niet gebruikt kan worden omdat het is opgeschort. Zij stellen daarbij dat tucht over ambtsdragers zich richt op ‘het leiden van een gemeente op een weg die buiten het Koninkrijk voert’. Hierbij is echter een kanttekening te maken. Deze tucht richt zich volgens artikel 79 en 80 van de kerkorde óók op de ambtelijke zonden die daar expliciet genoemd worden. De redenen voor tucht over ambtsdragers is kerkordelijk gezien dus breder. Wie echter wil gaan in de lijn van het (opgeschorte) besluit van 2019-2022 weet, dat de ingestelde taakgroep nog nader onderzoek doet naar het inzetten van die middelen. Enerzijds wordt tucht dus niet uitgesloten; anderzijds wordt die nu nog niet ingezet. Dat sluit echter het vermanend gesprek op de classis niet uit; dat moet gevoerd worden.
In aanvulling op het bovenstaande is het goed om in het oog te houden dat het niet alleen gaat om het bevestigen van vrouwen in de ambten. Dat is op zich al reden genoeg voor vermaan. Maar er is in alle gevallen ook sprake van het negeren van toegekende appels tegen die besluiten (en het uitvoeren daarvan). In veel gevallen hebben de kerken die vrouwen willen bevestigen de opschortende werking van zo’n (aangekondigd) revisieverzoek of appel genegeerd. Het geeft dan geen pas als deze gemeenten zich beroepen op de opschortende werking van revisieverzoeken tegen het besluit van de generale synode, terwijl ze zelf ten aanzien van hun eigen besluiten die opschortende werking hebben genegeerd. Ernstiger is het dat hierdoor het recht in de kerk niet meer veilig is en het vertrouwen geschonden is. Alleen daarom al behoren deze gemeenten vermaand te worden, ook om niet medeverantwoordelijk te worden.
Er is nog een dringende reden om het vermanend gesprek te beginnen en het uitspreken van vermaan niet te laten wachten. Het gaat hier niet slechts om kerkrechtelijk getouwtrek. Door het bevestigen van vrouwen in de ambten, het negeren van de kerkelijke weg en het volharden daarin, staat het kerkelijke samenleven en het voortbestaan van ons kerkverband op het spel. Het verstoren van het kerkelijke leven en het in gevaar brengen van het hele kerkverband, is dermate ernstig dat vermaan niet kan uitblijven.